Rust
De eerste keer was ik er vanmorgen tegen half vijf. Maar de poort was dicht en geen levende ziel te bekennen. Dus terug naar huis, terug naar bed. Tegen zevenen, toen de klokken opnieuw luidden, weer terug gegaan. De poort was open. Nog steeds geen levende ziel te bekennen, ik ging op zoek naar een ingang. Eén deur was open: een grote hal. Nog een grote deur, een lange hoge gang. Links een grote deur, hij piepte toen ik hem open deed. Ik was waar ik zijn wilde: in de kapel van de Trappisten van abdij de Koningshoeven. Ik wilde dat al heel lang een keer doen, gewoon aansluiten bij de lauden (het ochtendgebed) in die prachtige serene omgeving, op die plek van arbeid en devotie. Achttien moniken zaten links en rechts tegenover elkaar in de koorbanken. Ze zongen prachtige liederen. Niets en niemand kon hen van de wijs brengen. Ze doen dat elke dag een paar keer. Een moment van rust, een moment van eerbied. Mooi dat je daar zomaar bij mag zijn.