De symboliek was mooi. Alsof er een feestelijke loper werd uitgerold om de naderende zomer welkom te heten. Een loper van oude kinderkopjes tussen de oever van het kanaal en het groen aan de rand van de waterzuivering. Ik ben nogal gauw onder de indruk als ik mensen iets zie doen wat ik niet kan. En als het dan nog mooi wordt….Maar er was één raadsel: plotseling houden de kinderkopjes op…
De voorbodes waren planken om de bomen te beschermen èn een kantinewagen. In korte tijd was de hotsknotsweg parallel aan het kanaal weg. De kinderkopjes op een grote berg in het groen. Voorbereidende werkzaamheden zijn meestal saai, zo ook hier: zand, veel zand, egaliseren en zo.
En toen begon het. Onder de begenadigde leiding van een paar oude rotten in het vak der stratenmakers ging een stel leerlingen, stevige knullen, stratenmakers-in-de-dop, aan de slag. Zo’n twee meter per dag.
Het was elke morgen een vast ritueel bij het honduitlaten: “Nog niet klaar mannen?”. Na drie dagen reageerden ze alleen nog maar met een grijns. Die grijns werd groter als ik dan steevast zei: “Het ziet er prachtig uit!”
En dat is ook zo. Puur handwerk. Elk kinderkopje apart in de hand, even kijken naar vorm en kleur. Nee deze niet, een andere. Weer een rijtje klaar. Ze waren trots op hun werk, dat straalde ervan af. En hun bazen, stratenmakers sinds mensenheugenis, waren minstens even trots ondanks “dè vruuger alles anders woar…”. “O ja, wat was dan anders?” Was mijn argeloze vraag.
“Jè, alles. ’t Moet allemoal vlugger en veur dees dingen is ègelijk ginnen tèd meer..”
Helemaal snappen deed ik het niet, want inmiddels lag er toch al een prachtweggetje. Bijna kunst, gemaakt in warme samenwerking tussen jong en oud.
Op een dag lagen er enorme stapels splinternieuwe betonnen klinkers. Uh? Het is toch een kinderkopweggetje, mooi authentiek, dacht ik. En ik ging aan het fantaseren. Het laatste stukje worden klinkers want dat was al zo. Of dat moet vanwege de uitgang van waterzuivering. Of…..
Vergat het steeds te vragen bij het honduitlaten, tot een van de laatste dagen. “Waarom houden jullie hier op met kinderkopjes, welke diepere gedacht zit daar achter….?” luidde de vraag aan de voorman.
Hij keek me licht grijnzend aan: “Wà denkte gij?”
Ik dacht niks, dat heb ik wel vaker.
“Ze zèn op.”
“Hè?”
“Jèhè, ze zèn op.”
“Wat is op..?”
“Wa denkte? De kinderkupkes.” Zijn blik verraadde dat hij het zelf ook lachwekkend vond.
“Zijn er dan op de hele wereld niet voor een meter of twintig kinderkopjes te krijgen?”
“Gij zegt ‘t….” En hij ging verder kijken bij zijn mannen die de laatste paar stenen aan het leggen waren.
Prozaïscher kon het niet: de kinderkopjes waren op. Op = op.
Laatste reacties