Parlare Italiano (un po')
Het zit erop. Twee weken (due settimane) klungelen met de Italiaanse taal. Twee prachtweken. In een klas met twee Japanse meiden, een Hondurees die ook Zweed is. Een Zwitserse die ook Poolse is. Een Hamburger die Spaans bloed heeft en drie topolinos uit Duitsland die van hun baas in drie weken Italiaans moeten leren, omdat hij iets verkoopt dat de Italianen leuk vinden. Een lerares, Pina, vol levenslust. Een Italiaanse op best wel gevorderde leeftijd, zoals je die je voorstelt. Een vakvrouw, levensgenietster, met alle drama die Italianen hebben. In Salerno, een stad die veel mensen niets zegt, maar mooi wel een paar maanden de hoofdstad van Italië was, omdat de geallieerden er destijds landen. Een stad met een pracht van een dom (Duomo), waar tegenover ik woonde in een appartemento met een Duitse Vietnamese en de Hamburger met Pools bloed. Elke morgen een caffé met een cornetto a la cioccolatta in dezelfde bar om de hoek, waar Il Matina (de krant) ligt en het tv-journaal door de tent schalt. Elke morgen een appel bij de fruttivendola. Elke morgen met de appel op een bank aan de zee naar de wachtende schepen kijken. Een geweldige ervaring met een melancholisch ochtendrondje gisteren. Overal arriverderci zeggen en horen(wat betekent dat ze ervan uitgaan dat je terugkomt). Een knuffel hier en daar. En veel kussen. Na twee weken word je een beetje (een beetje maar) een deel van een deel van zon stad. Ik heb een paar traantjes weggepinkt toen ik in mijn zesdehandse Punto de stad uitreed. Het was mooi. Cé bellissimo. Dit weekeinde hier in Castellabate nog houtzagen en zo. En nog een beetje genieten van het weer: 28 graden en volop zon.