Tachtig
Vandaag is het 22 juni 2006. Vandaag zou mijn vader jarig zijn. Hij zou tachtig jaar geworden zijn. Hij was 73 toen-ie er er na een slecht jaar tussenuit piepte. Hij was heel erg ziek en heel erg broos. Als de dag van gisteren zie ik nog hoe hij na een zware tijd in het ziekenhuis naar huis kwam. Een oude versleten zieke man. De ziekenverzorgers hadden hem op een bankje in de lift naar zijn flat gezet, een beetje leunend tegen de wand, want hij kan zichzelf nauwelijks meer overeind houden. Ik stond boven toen de liftdeur automatisch openging. Dat moment vergeet ik van mijn leven niet meer. Mijn vader, die grote altijd aanwezige man, ziek, bleek, klein in zijn kamerjas met een wandelstok leunend tegen de liftwand. Ik hielp hem omhoog en begleidde hem naar het speciale thuiszorg bed dat we in de huiskamer hadden laten zetten. Hij was blij dat ie weer thuis was, zag ik aan zijn ogen. Maar zijn lijf kon niks meer. O, ja één ding, met zijn wandelstok wees hij naar een kuiltje in de vloerbedekkig waar eerst een stoel had gestaan. En hij schudde zijn hoofd. Mijn vader was niet erg van de details, maar dit stoorde hem blijkbaar. Ik heb zijn fragiele lichaam mee op het bed gelegd en een poosje bij hem gezeten. Veel hadden we niet te vertellen, want daar had ie de energie niet meer voor. Rum twee dagen later piepte ons vader er tussenuit. Ik was te laat om er nog bij te zijn.
Vandaag zou-ie tachtig geworden zijn. Gek, mensen die doodgaan worden niet meer ouder, dus ik kan me er geen voorstelling van maken hoe mijn vader van tachtig zou zijn. Hoe die eruit zou zien, hoe hij zich zou gedragen. Een oud mannetje van tachtig? Zou er nog iets over zijn van dir grote sterke man? Mannen van tachtig van tegenwoordig zijn soms niet te vergelijken met mannen van tachtig van pakweg dertig jaar geleden.
Ik ga vandaag een bloemetje naar hem brengen en we gaan zijn verjaardag vieren met een etentje in het restaurant waar heel veel voetstappen van hem liggen. Want dat vond hij belangrijk: als er iets te vieren was, moest dat ook gebeuren. Ik hoorde mij leven lang al dat ik erg op mijn vader lijk, daar was ik nooit zo blij mee. Zo gaat dat. Vanaf de dag van zijn begrafenis hoor ik dat nòg meer. Overal waar ik kom bij mensen die hem gekend hebben. En ik ben steeds meer gaan zien aan de gezichten die ze erbij trekken, dat dat een compliment is. Het kan verkeren, nu ben ik er trots op als mensen dat zeggen. En de eerlijkheid gebied te zeggen dat ikzelf ook wel zie dat ik dingen van heb, de positieve dingen, maar ook de wat ingewikkelder kanten. Eén ding vind ik opmerkelijk, dat had ik nooit van mezelf verwacht: er gaat geen dag, voorbij, letterlijk geen dag, dat ik niet even aan hem denk. In allerlei situaties: dit had-ie moeten zien, hierbij zou ik zijn reactie weleens willen horen (hoewel die vantevoren al kende), wat zou-ie hiervan genoten hebben...van die dingen. Vanavond gaan we met hem eten, hij zal nog wel wat mopperen over de voetbalwedstrijd van gisterenavond, want dat kon-ie ook nooit laten.